Hoge Raad: servicekosten ook in vrije sector afrekenen

08 mei 2020

De Hoge Raad heeft bevestigd dat servicekosten ook in de vrije sector afgerekend moeten worden. Dat was tot vorig jaar gebruikelijk, maar een opmerkelijk arrest van het Amsterdams Gerechtshof veroorzaakte twijfel. Dat arrest is nu vernietigd. Betalingen voor servicekosten zijn een voorschot dat afgerekend moet worden op basis van de werkelijke kosten. Dat geldt voor zowel gereguleerde huurcontract als voor geliberaliseerde huurovereenkomsten.

In 2019 bepaalde het Gerechtshof Amsterdam dat servicekosten bij geliberaliseerd contract niet afgerekend hoeven te worden. Volgens verschillende juristen was dat evident onjuist en in strijd met hetgeen de wetgever heeft bepaald. Het arrest zou grote gevolgen kunnen hebben voor de vele huurders in een vergelijkbare situatie. Reden voor !WOON om de huurder bij te staan en met hulp van het Emil Blaauw Proceskostenfonds de zaak voor te leggen aan de Hoge Raad.

De verhuurder in deze kwestie heeft geen afrekeningen voor de servicekosten geleverd. Daarom heeft de huurder zich met hulp van !WOON tot de kantonrechter gewend. Bij een geliberaliseerde huurprijs is de Huurcommissie niet bevoegd daar over te oordelen. De Kantonrechter heeft de vordering om de servicekosten vast te stellen toegewezen en veroordeelde de verhuurder tot terugbetaling van het teveel.

Daarop ging deze in beroep met als argument: “Bedoeld is geen bedragen aan de verschillende kosten te hangen, maar om één bedrag af te spreken. Huurder is niet te goeder trouw, want deze heeft gewacht met het instellen van een vordering tot vlak na het einde van de huur. Had ze het eerder gedaan dan had de verhuurder nooit het contract verlengd. Het is erg onrechtvaardig want het is vrije sector en de verhuurder had ook €1400 huur mogen vragen en €100 Servicekosten.” Daarop oordeelde het Gerechtshof Amsterdam dat de kosten tussen huurder en verhuurder bij aanvang van de overeenkomst waren overeengekomen en dat een afrekening daarom niet aan de orde is.

De Hoge Raad denkt daar anders over. In haar uitspraak van 24 april 2020 oordeelt ze dat deze gedachtegang in strijd is met wat in de wet is bepaald. “Uit het voorgaande volgt dat de uitleg van art. 7:259 lid 1 BW die de contractsvrijheid bij het sluiten van de huurovereenkomst voorop stelt in die zin dat de betalingsplicht van de huurder voor kosten voor de nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten het bedrag beloopt dat hiervoor bij het sluiten van de huurovereenkomst is overeengekomen, niet juist is. Die uitleg zou bovendien ertoe leiden dat de in art. 7:259 leden 2 en 3 BW opgenomen verplichting van de verhuurder om een specificatie van die kosten te verstrekken, zinledig zou zijn bij huur van geliberaliseerde woonruimte. Ook zou die uitleg afbreuk doen aan de verwezenlijking van de aan de huurder in art. 7:249 BW en art. 7:259 BW geboden wettelijke bescherming.”

De zaak is nu terugverwezen naar het Gerechtshof in Den Haag voor verdere afhandeling. Mogelijk is dat niet nodig en komt verhuurder nu tot een betalingsregeling met de huurder. Anders leidt het immers alleen tot verdere juridische kosten.

Het arrest is hier te lezen op Rechtspraak.nl

Servicekosten: voorschot afrekenen – werkelijke kosten

Artikel delen:

!WOON