Goed huurderschap
Opnieuw zoeken:
Samenvatting
Verhuurder verhuurt een woning te Amsterdam voor een kale huurprijs bij aanvang van ?400.
De Huurcommissie oordeelt dat de aanvangshuurprijs dient te worden vastgesteld op ?238 per maand, en ook dat er sprake is van twee ernstige gebreken.
Verhuurder heeft naar aanleiding hiervan een vordering als bedoeld in art. 7:262 BW ingesteld bij de kantonrechter.
Verhuurder vordert: -de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden; -huurder te veroordelen om woning te ontruimen; – huurder te veroordelen van achterstallige huur;
-huurder te veroordelen tot betaling van watergeld; -huurder te veroordelen om onrechtmatige stank- en geluidsoverlast direct te staken, onder verbeurte van een dwangsom van ?500 per keer dat zij daar niet aan voldoet.
Verhuurder stelt dat huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen te weten door:
– onrechtmatige overlast veroorzaken; – nauwelijks in de woning aanwezig te zijn waardoor lekkages niet worden opgemerkt en schade aan het pand is ontstaan; -weigering om mee te werken aan herstel met het oogmerk om huurverlaging te krijgen.
Huurder voert aan dat zij de woning op normale wijze bewoont. Huurder betwist geluids- en stank overlast te veroorzaken.
Volgens huurder blijkt uit de uitspraak van de huurcommissie dat zij geen watergeld verschuldigd is en dat van huurachterstand geen sprake is nu zij bereid was om de gevraagde huurverhoging alsnog te voldoen.
Huurder voert aan lekkage wel te hebben gemeld, en daaromtrent afspraken heeft geprobeerd om te maken.
De stelling dat huurder tekort zou zijn geschoten door de woning niet te bewonen wordt verworpen, aangezien uit de stukken blijkt dat de lekkages wel zijn gemeld en huurder de woning wel gebruikt.
Verhuurder heeft de stelling dat huurder onrechtmatige overlast veroorzaakt onvoldoende onderbouwd. Bovendien hebben twee andere bewoners verklaard geen geluidsoverlast van huurder te ondervinden.
Vast staat dat huurder in elk geval de door de huurcommissie vastgestelde huurprijs heeft betaald. Noch de vordering gericht op betaling van huurachterstand, noch de vordering gericht op veroordeling tot betaling van de door de verhuurder genoemde huurprijs kan onder deze omstandigheden in deze procedure toewijsbaar zijn.
Geen feiten zijn bekend waaruit blijkt dat huurder watergeld verschuldigd is. De vordering omtrent de kosten van het watergebruik is om die reden niet toewijsbaar.
De kantonrechter beslist:
I wijst de vordering af;
II veroordeelt verhuurder in de kosten van de procedure aan de zijde van huurder;
III verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Samenvatten is mensenwerk. We staan niet garant voor de volledigheid. Als u de geanonimiseerde uitspraak (zie bijlage) wilt ontvangen kunt u een verzoek richten aan spreekuur@wooninfo.nl. Hou er rekening mee dat verschillende rechters van geval tot geval verschillende afwegingen kunnen maken. Deze uitspraak bevat 1 bijlage. Wilt u deze per mail ontvangen, stuur dan een gemotiveerd verzoek naar spreekuur@wooninfo.nl en vermeld het kenmerk en de titel. Vertel waarom u de uitspraak nodig hebt, dan kijken wij wat we voor u kunnen doen. We moeten de uitspraak namelijk anonimiseren en dat kost ons werk en tijd. Dat kan soms, maar niet altijd.
Artikel delen: